Sinds ik vanuit de stad naar het land ben verhuisd, ervaar ik veel meer ‘natuur’. Via een app leer ik de namen van planten en bomen kennen, en zodra ik die ken – zurkel, ringelwikke, eik – zie ik de planten scherper en met meer waardering. Ik ben bijvoorbeeld minder geneigd ze als ‘onkruid’ uit de tuin weg te snoeien.
Een historicus waarschuwde woensdag in de Volkskrant voor ‘het uitsterven van de ongemedieerde beleving’ door gebruik van smartphones, maar mijn soortengeletterdheid – een term die ik bij Vroege vogels heb opgepikt – is door de plantenherkenningsapp enorm toegenomen, en heeft mijn beleving van de natuur verrijkt.
De historicus praat over het natuurtekortsyndroom, ‘het idee dat kinderen nog maar weinig buiten komen en daardoor niet begrijpen hoe een ecosysteem werkt’. Ik kwam als kind veel buiten, maar begreep ook niet hoe een ecosysteem werkt. Een nieuwbouwwijk tussen de weilanden, daar groeide ik op, een milieu van koeien, sloten en gierende trekkers – de omgeving had zelf een natuurtekortsyndroom.
Volgens Wikipedia is de term gemunt door journalist Richard Louv. Hij had ‘het idee dat mensen, en vooral kinderen, minder tijd buiten doorbrengen dan vroeger, en de overtuiging dat deze verandering resulteert in een breed scala aan gedragsproblemen’. Het klinkt plausibel, mij doet het althans goed om tussen de planten te zijn.
Vaak veer ik op bij het lezen van zo’n plantennaam. De soorten en namen bestaan al veel langer dan ik, maar voor mij zijn ze nieuw en verfrissend. Zwaluwtong, korenwolfsmelk: vaak zijn het bekende woorden in ongekende combinaties
Mijn vervreemding van de natuur wordt door het bovenstaande bevestigd, maar ook een beetje opgeheven: meer soortengeletterdheid, minder natuurtekortsyndroom.
Geschreven voor de Volkskrant