in Taal

Geeft men bij een stakingsestafette het staakje aan elkaar door?

Vrijdag staakten de spoorwegarbeiders, en dinsdag en donderdag leggen zij het werk opnieuw neer. De sporen liggen er verlaten bij, maar in de berichtgeving werden enkele frappante uitdrukkingen op de rails gezet. Ke­deng-ke­deng, oe-oe, daar komt de jargontrein! Voor we woorden als ‘actiebereidheid’ en ‘arbeidsonrust’ passeren, over enkele minuten, zullen we een korte stop maken bij het woord ‘staken’ zelf.

Staken komt van ‘staak’, wat ‘lange stok’ betekent. Het be­hoort tot een groep woor­den die beginnen met ‘st’ en langwerpige, puntige begrippen ver­klan­ken. Denk aan stok, stelt, stekel, staaf, stang. Wat het werkwoord ‘staken’ bijzonder maakt, is dat het op twee manieren ‘ophouden’ betekent: ophouden van en ophouden met. Staken is stutten, het ophouden van iets, zoals boontjes in de moestuin. En het is ook het ophouden met iets, zoals vuren (‘staakt-het-vuren’), vergaderen, wild geraas of – zoals nu bij de NS – werken.

Het spoorwegpersoneel eist een lagere werkdruk – een fenomeen dat in natuurkundige zin aan de basis ligt van de uitvinding van de trein – en een loon dat meebeweegt met de inflatie (automatische prijscompensatie). Frank Kalshoven noemt de spoorwegstaking in zijn column een inflatiestrijd tussen arbeid en kapitaal: wie draagt de lasten van de hoge inflatie? De NOS zette de cijfers over de NS op een rij (‘Meer treinen met minder personeel’), met daarin onder meer de termen reizigerskilometers (het aantal treinkilometers dat alle treinreizigers samen maken) en beschikbaarheidsvergoeding (overheidssteun aan de NS tijdens de lockdown voor het intact houden van de dienstregeling, bij minder passagiers).

Er wordt deze herfst zo veel gestaakt dat men spreekt van een stakingsgolf of een stakingsestafette. Bij een stakingsestafette geven stakers zogezegd het ‘staakje’ aan elkaar door. Althans: zij die actiebereidheid tonen. Een niet-stakende arbeider wordt werkwillige of stakingsbreker genoemd, of, pejoratief, een onderkruiper, mafferik of rat.

Is er hommeles tussen werkgever en werknemers, dan heet dat arbeidsonrust. Dat woord stond eind vorige maand in de column van Peter de Waard. Hij bracht de spoorwegstaking van 1903 in herinnering. Destijds was er geen bonje met de baas, maar staakte men uit solidariteit met havenarbeiders. Dat betekent zo ongeveer ‘saamhorigheid op basis van gezamenlijke belangen’ en stamt van het Latijnse solidum, dat ‘geheel’ en ‘stevigheid’ betekent, en ook aan de basis ligt van ‘solderen’, aan elkaar verbinden. De treinstaking van 1903 leidde tot zo veel chaos dat de regering het ambtenaren voortaan verbood om te staken. Wie het werk uit protest wel neerlegde, zou worden ontslagen en voor vier tot zes jaar in het gevang verdwijnen. Deze wet werd de worgwet genoemd. Worgen is synoniem aan wurgen. Wie wilde staken, kon stikken.

Wie wilde staken, moest een wilde staking houden: een spontane, niet door de vakbonden georganiseerde staking, zoals in juni door schoonmakers op Schiphol werd gedaan. Destijds en ook nu ondervinden de reizigers hinder. Het enige station dat drukbezocht zal worden tijdens deze spoorwegstakingen is het tankstation. Hopelijk rijden er snel weer treinen, met eerlijke lonen voor het personeel, en ontsporen de stakingen niet.

Geschreven voor de Volkskrant, zie hier.