in Taal

‘De mens (m)’ als sluipende vorm van hersenspoeling

E. Schouten uit Nijmegen schreef: ‘Hoeveel generaties moeten nog opgroeien met een taal waarin alles mannelijk is, tenzij? Vrijdag 18 april weer over de mens: ‘Dan kan hij zich losmaken van zijn verslaving (…) Dat de mens hardnekkig weigert zijn precaire positie op deze planeet onder ogen te zien.’ O, dus ik hoef niks onder ogen te zien? Deze sluipende vorm van hersenspoeling is onnodig en ongewenst. Waarom de context niet neutraal gemaakt? ‘Dat mensen zich losmaken van hun verslaving et cetera.’ Lastig? Stap dan over van ‘hij’ naar ‘die’ en van ‘zijn’ naar ‘diens’. (…) Stimuleer neutraal taalgebruik en ban onnodig seksistisch taalgebruik uit.’

Hoe zat het ook alweer? Het Nederlands kent drie woordgeslachten: onzijdig, mannelijk, vrouwelijk. Het-woorden (met lidwoord ‘het’) zijn onzijdig, de-woorden zijn mannelijk, vrouwelijk of allebei. Naar onzijdige woorden verwijs je met het en zijn, naar mannelijke met hij/zijn, naar vrouwelijke met zij/haar. Woordgeslachten vallen niet per se samen met biologisch geslacht of gender. Neem ‘het meisje’: dat is een onzijdig woord, maar het verwijst naar een vrouwelijk wezen.

Het woordgeslacht is lang niet altijd uit een de-woord af te leiden. ‘Het woordenboek geeft hiervoor meestal de oplossing’, zegt ons Stijlboek. Meestal, want Van Dale is sinds 2022 genderinclusief, wat betekent dat ‘een groot aantal woorden dat naar mensen verwijst, voor het eerst is voorzien van m, v, én de genderneutrale x’. De minister, de voetballer, de held: m/v/x. En ook de mens: m/v/x.

Wordt in een tekst verwezen naar de mens in het algemeen, dan kan de auteur of eindredacteur (m/v/x) kiezen tussen hij/zijn, zij/haar en die/diens. Het Stijlboek dwingt tot niets, maar schrijft wel: ‘In Nederland bestaat de tendens voor de mannelijke vorm te kiezen.’ Onze Taal schrijft: ‘Vaak heeft bij deze de-woorden de mannelijke verwijzing in Nederland de voorkeur: dat wordt gezien als de meest neutrale verwijzing.’ De vraag is: is het volgen van die tendens/voorkeur juist? Of moeten we daarvan afwijken?

In meerdere Stijlboek-lemma’s is deze zin opgenomen: ‘De krant streeft seksegelijkheid na in taalgebruik. Vermijd daarom constructies waaruit de indruk kan ontstaan dat het mannelijke de norm is en het vrouwelijke de uitzondering.’ En het lemma over ‘discriminerende taal’ begint met deze zin: ‘Wees bedacht op taalgebruik dat als discriminerend kan worden ervaren.’

Verwijzen naar ‘de mens’ met ‘hij’ kan de indruk wekken dat het mannelijke de norm is. Dit kan als discriminerend worden ervaren, ook al zien veel Nederlanders dat als een neutraal verwijswoord. Daar moeten wij volgens ons Stijlboek dus op ‘bedacht zijn’. De oplossingen die Schouten aandraagt, lenen zich er uitstekend voor om deze indruk te vermijden.

Geschreven voor de Volkskrant