in Taal

Het ba­hu­vri­hi­com­po­si­tum kwam bij ons thuis tijdens het eten nooit ter sprake

Voor het schrijven van de rubriek Lezerspost las ik het woordenboeklemma over samenstellingen nog eens na. De samenstelling, ‘het vor­men van nieu­we woor­den door twee of meer zelf­stan­dig voor­ko­men­de woor­den aan el­kaar te ver­bin­den’, ligt onder vuur. Onjuist spatiegebruik rukt op, onder invloed van het Engels.

Goed, dat weet u inmiddels ook, u komt vast weleens buiten. Wat u wellicht niet wist, net als ik, is dat Van Dale wel tien verschillende typen samenstellingen onderscheidt, van doorzichtige tot scheidbare. Halverwege de lijst staat de pos­ses­sie­ve sa­men­stel­ling, een ‘sa­men­ge­steld woord dat aan­geeft dat iem. of iets dat­ge­ne be­zit dat door de sa­men­stel­ling wordt uit­ge­drukt’ – zoals ‘speknek’ staat voor ‘iem. die een dikke, vette nek heeft’. Zo’n soort samenstelling blijkt ook een ‘ba­hu­vri­hi­com­po­si­tum’ te heten.

Wauw. Voor de doorgestudeerde taalkundigen onder u is dit vast gesneden koek, maar ik ben maar een veredelde amateur. De regels der taal werden er bij ons thuis vroeger door vader met de paplepel zorgvuldig ingehamerd, maar over het ba­hu­vri­hi­com­po­si­tum tijdens het avondmaal geen woord.

Bahuvrihi? Is dat een afko? Zoals vrijmibo en horeca? Neen. Volgens Van Dale komt het van het Oudindisch bahuvrīhih, dat ‘veel rijst hebbend’ zou hebben betekend. Op het weblog van taalwetenschappers Sterre Leufkens en Marten van der Meulen lees ik dat een bahuvrihi in het Sanskriet een rijkaard is, letterlijk: een veelrijst. Het is dus een voorbeeld van een pos­ses­sie­ve samenstelling, vandaar de naam ba­hu­vri­hi­com­po­si­tum.

‘Verdiep je in de wondere wereld van de taal,’ schrijft Van der Meulen op het blog, ‘en je zult nooit meer een dag zonder geestesvoeding zijn.’ Amen. Ik wens u veel geestelijke rijst.

Geschreven voor de Volkskrant